SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL
MAVENCLAD 10 mg tabletten
2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Elke tablet bevat 10 mg cladribine.
Hulpstoffen met bekend effect
Elke tablet bevat 64 mg sorbitol.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3. FARMACEUTISCHE VORM
Tablet
Witte, ronde, biconvexe tabletten met een diameter van 8,5 mm, met aan één zijde als inscriptie de aanduiding “C” en aan de andere zijde “10”.
4. KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
MAVENCLAD is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met zeer actieve relapsing multipele sclerose (MS), zoals gedefinieerd door klinische of beeldvormingskenmerken (zie rubriek 5.1).
4.2 Dosering en wijze van toediening
Behandeling moet worden gestart door en onder toezicht staan van een arts met ervaring in de behandeling van MS.
Dosering
De aanbevolen cumulatieve dosis is 3,5 mg/kg lichaamsgewicht over een periode van 2 jaar, toegediend als 1 behandelingskuur van 1,75 mg/kg per jaar. Elke behandelingskuur bestaat uit 2 behandelingsweken: één week aan het begin van de eerste maand en één week aan het begin van de tweede maand van het respectieve behandelingsjaar. Indien het medisch gezien noodzakelijk is (bijvoorbeeld voor herstel van de lymfocyten), kan de behandelingskuur in jaar 2 maximaal 6 maanden worden uitgesteld. Elke behandelingsweek bestaat uit 4 of 5 dagen waarop een patiënt, afhankelijk van het lichaamsgewicht, 10 mg of 20 mg (één of twee tabletten) krijgt als een enkele dagelijkse dosis. Voor details, zie tabellen 1 en 2 hieronder.
Na voltooiing van de 2 behandelingskuren is er geen verdere behandeling met cladribine nodig in jaar 3 en 4 (zie rubriek 5.1). Er is geen onderzoek verricht naar het opnieuw starten van de therapie na jaar 4.
Criteria voor het starten en voortzetten van de behandeling
Aantal lymfocyten moet
- normaal zijn voordat met de behandeling wordt gestart in jaar 1,
- minstens 800 cellen/mm³ zijn voordat wordt gestart met de behandeling in jaar 2.
Indien nodig, kan de behandelingskuur in jaar 2 maximaal 6 maanden worden uitgesteld zodat de lymfocyten zich kunnen herstellen. Indien dit herstel langer dan 6 maanden duurt, mag de patiënt geen cladribinetabletten meer krijgen.
Distributie van de dosis
De distributie van de totale dosis over de behandeling van 2 jaar is vermeld in tabel 1. Voor sommige gewichtscategorieën kan het aantal tabletten van de ene behandelingsweek tot de volgende variëren. Het gebruik van oraal cladribine bij patiënten lichter dan 40 kg is niet onderzocht.
Tabel 1 Dosis van cladribine per behandelingsweek volgens gewicht van de patiënt in elk jaar van behandeling | ||
Gewichtscategorie | Dosis in mg (aantal tabletten) per behandelingsweek | |
kg | Behandelingsweek 1 | Behandelingsweek 2 |
40 tot < 50 | 40 mg (4 tabletten) | 40 mg (4 tabletten) |
50 tot < 60 | 50 mg (5 tabletten) | 50 mg (5 tabletten) |
60 tot < 70 | 60 mg (6 tabletten) | 60 mg (6 tabletten) |
70 tot < 80 | 70 mg (7 tabletten) | 70 mg (7 tabletten) |
80 tot < 90 | 80 mg (8 tabletten) | 70 mg (7 tabletten) |
90 tot < 100 | 90 mg (9 tabletten) | 80 mg (8 tabletten) |
100 tot < 110 | 100 mg (10 tabletten) | 90 mg (9 tabletten) |
110 en zwaarder | 100 mg (10 tabletten) | 100 mg (10 tabletten) |
In tabel 2 is weergegeven hoe het totale aantal tabletten per behandelingsweek is verdeeld over de afzonderlijke dagen. Aanbevolen wordt dat de dagelijkse doses van cladribine elke dag met tussenperioden van 24 uur op ongeveer hetzelfde tijdstip worden ingenomen tijdens elke behandelingsweek. Als een dagelijkse dosis bestaat uit twee tabletten, moeten beide tabletten samen worden ingenomen als een enkele dosis.
Tabel 2 Aantal tabletten per weekdag | |||||
Totaal aantal tabletten | Dag 1 | Dag 2 | Dag 3 | Dag 4 | Dag 5 |
4 | 1 | 1 | 1 | 1 | 0 |
5 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
6 | 2 | 1 | 1 | 1 | 1 |
7 | 2 | 2 | 1 | 1 | 1 |
8 | 2 | 2 | 2 | 1 | 1 |
9 | 2 | 2 | 2 | 2 | 1 |
10 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 |
Een vergeten dosis moet zodra men dit merkt worden ingenomen op dezelfde dag volgens het behandelingsschema.
Een vergeten dosis mag niet samen met de volgende geplande dosis worden ingenomen op de volgende dag. In het geval van een vergeten dosis, moet de patiënt de vergeten dosis op de volgende dag innemen en het aantal dagen van die behandelingsweek uitbreiden. Als twee opeenvolgende doses worden vergeten, geldt dezelfde regel en wordt het aantal dagen in de behandelingsweek met twee dagen verlengd.
Gelijktijdig gebruik van andere orale geneesmiddelen
Het wordt aanbevolen een periode van ten minste 3 uur aan te houden tussen de inname van een ander oraal geneesmiddel en de inname van MAVENCLAD, tijdens het beperkte aantal dagen waarop cladribine wordt ingenomen (zie rubriek 4.5).
Speciale populaties
Nierfunctiestoornis
Er zijn geen specifieke onderzoeken uitgevoerd bij patiënten met een nierfunctiestoornis.
Bij patiënten met een lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 60‑89 ml/min) wordt een aanpassing van de dosis niet nodig geacht (zie rubriek 5.2).
De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten met matige of ernstige nierfunctiestoornis zijn niet vastgesteld. Daarom is cladribine gecontra‑indiceerd bij deze patiënten (zie rubriek 4.3).
Leverfunctiestoornis
Er zijn geen onderzoeken uitgevoerd bij patiënten met een leverfunctiestoornis.
Een aanpassing van de dosis is niet nodig bij patiënten met een lichte leverfunctiestoornis, omdat het belang van de leverfunctie voor de eliminatie van cladribine verwaarloosbaar wordt geacht (zie rubriek 5.2).
Omdat er geen gegevens beschikbaar zijn, wordt het gebruik van cladribine niet aanbevolen bij patiënten met een matige of ernstige leverfunctiestoornis (Child‑Pugh‑score > 6).
Ouderen
Voorzichtigheid is geboden wanneer cladribine wordt gebruikt bij oudere patiënten, waarbij rekening moet worden gehouden met de mogelijke hogere frequentie van een verminderde lever‑ of nierfunctie, gelijktijdige ziekten en andere medicinale behandelingen.
Pediatrische patiënten
De veiligheid en werkzaamheid van MAVENCLAD bij kinderen jonger dan 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar.
Wijze van toediening
MAVENCLAD is bedoeld voor oraal gebruik. De tabletten moeten met water worden ingenomen en doorgeslikt, zonder erop te kauwen. De tabletten hoeven niet met voedsel te worden ingenomen.
Omdat de tabletten niet omhuld zijn, moeten ze na verwijdering uit de blisterverpakking onmiddellijk worden doorgeslikt. Ze mogen niet op een oppervlak worden gelegd of voor een langere tijd worden vastgehouden dan nodig is voor het toedienen. Als een tablet op een oppervlak heeft gelegen of als een tablet gebroken of in stukjes uit de blisterverpakking wordt gehaald, moet het betreffende oppervlak grondig worden gereinigd.
De handen van de patiënt moeten bij het aanraken van de tabletten droog zijn en achteraf goed worden gewassen.
4.3 Contra‑indicaties
Overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor een van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Infectie met humaan immunodeficiëntievirus (HIV).
Actieve chronische infectie (tuberculose of hepatitis).
Starten van een behandeling met cladribine bij immuungecompromitteerde patiënten, waaronder patiënten die op dit moment immunosuppressieve of myelosuppressieve behandeling ondergaan (zie rubriek 4.5).
Actieve maligniteit.
Matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min) (zie rubriek 5.2).
Zwangerschap en borstvoeding (zie rubriek 4.6).
4.8 Bijwerkingen
Samenvatting van het veiligheidsprofiel
De meeste klinisch relevante bijwerkingen zijn lymfopenie (25,6%) en herpes zoster (3,0%). De incidentie van herpes zoster was hoger tijdens de periode van lymfopenie van graad 3 of 4 (< 500 tot 200 cellen/mm³ of < 200 cellen/mm³) vergeleken met de periode dat de patiënten geen lymfopenie van graad 3 of 4 hadden (zie rubriek 4.4).
Lijst van bijwerkingen in tabelvorm
De bijwerkingen die in onderstaande lijst zijn vermeld, zijn afkomstig van samengevoegde gegevens uit klinische onderzoeken naar MS waarbij oraal cladribine werd gebruikt als monotherapie bij een cumulatieve dosis van 3,5 mg/kg. De veiligheidsdatabank van deze onderzoeken omvat 923 patiënten. Bijwerkingen die zijn vastgesteld tijdens postmarketingbewaking, worden aangeduid met een asterisk [*].
De volgende definities zijn van toepassing op de hieronder gebruikte frequentieterminologie: zeer vaak (≥ 1/10), vaak (≥ 1/100, < 1/10), soms (≥ 1/1.000, < 1/100), zelden (≥ 1/10.000, < 1/1.000), zeer zelden (< 1/10.000) en frequentie niet bekend (kan met de beschikbare gegevens niet worden bepaald).
Infecties en parasitaire aandoeningen
Vaak: Orale herpes, dermatomale herpes zoster.
Zeer zelden: Tuberculose (zie rubriek 4.4).
Bloed- en lymfestelselaandoeningen
Zeer vaak: Lymfopenie.
Vaak: Afname van het aantal neutrofielen.
Immuunsysteemaandoeningen
Vaak: Overgevoeligheid*, waaronder pruritus, urticaria, rash en zeldzame gevallen van angio‑oedeem.
Lever‑ en galaandoeningen
Soms: Leverbeschadiging*.
Huid- en onderhuidaandoeningen
Vaak: Huiduitslag, alopecia.
Beschrijving van geselecteerde bijwerkingen
Lymfopenie
In klinische onderzoeken ontwikkelde 20% tot 25% van de patiënten, behandeld met een cumulatieve dosis van cladribine 3,5 mg/kg over een periode van 2 jaar als monotherapie, een voorbijgaande lymfopenie van graad 3 of 4. Lymfopenie van graad 4 werd waargenomen bij minder dan 1% van de patiënten. Het grootste percentage patiënten met lymfopenie van graad 3 of 4 werd waargenomen 2 maanden na de eerste dosis van cladribine in elk jaar (4,0% en 11,3% van de patiënten met lymfopenie van graad 3 in jaar 1 en jaar 2, 0% en 0,4% van de patiënten met lymfopenie van graad 4 in jaar 1 en jaar 2). De verwachting is dat de meeste patiënten binnen 9 maanden herstellen tot hetzij normale aantallen lymfocyten of lymfopenie van graad 1.
Om het risico op ernstige lymfopenie te verkleinen, moet het aantal lymfocyten worden bepaald vóór, tijdens en na behandeling met cladribine (zie rubriek 4.4) en moeten strenge criteria voor het starten en voortzetten van behandeling met cladribine worden gevolgd (zie rubriek 4.2).
Maligniteiten
In klinische onderzoeken en langdurige follow‑up van patiënten behandeld met een cumulatieve dosis van 3,5 mg/kg oraal cladribine, werden gevallen van maligniteiten frequenter vastgesteld bij patiënten behandeld met cladribine (10 gevallen op 3.414 patiëntjaren [0,29 gevallen per 100 patiëntjaren] dan bij patiënten die placebo kregen (3 gevallen op 2.022 patiëntjaren [0,15 gevallen per 100 patiëntjaren]) (zie rubriek 4.4).
Overgevoeligheid
In klinische onderzoeken met patiënten behandeld met een cumulatieve dosis van 3,5 mg/kg oraal cladribine, werden gevallen van overgevoeligheid frequenter vastgesteld bij patiënten behandeld met cladribine (11,8%) dan bij patiënten die placebo kregen (8,4%). Gevallen van ernstige overgevoeligheid werden vastgesteld bij 0,3% van de patiënten behandeld met cladribine en bij geen van de patiënten die placebo kregen. Gevallen van overgevoeligheid leidden tot stoppen van de behandeling bij 0,4% van de patiënten behandeld met cladribine en bij 0,3% van de patiënten die placebo kregen.
Leverbeschadiging
Tijdens de ervaring in de postmarketingperiode werden soms voorvallen gemeld van leverbeschadiging, waaronder ernstige gevallen en gevallen die leidden tot stopzetting van de behandeling, waarbij sprake was van een temporeel verband met MAVENCLAD.
Verhogingen van serumwaarden van transaminasen van voorbijgaande aard waren doorgaans groter dan 5 maal de bovenlimiet van normaal (upper limit of normal, ULN). Er zijn geïsoleerde gevallen waargenomen van verhogingen van serumwaarden van transaminasen van voorbijgaande aard tot 40 maal de ULN en/of symptomatische hepatitis met voorbijgaande verhoging van bilirubine en geelzucht.
De tijd tot aanvang varieerde, waarbij de meeste gevallen optraden binnen 8 weken na de eerste behandelingskuur (zie rubriek 4.4).
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via het nationale meldsysteem :
België
Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
www.fagg.be
Afdeling Vigilantie:
Website: www.eenbijwerkingmelden.be
e-mail: adr@fagg-afmps.be
Luxemburg
Centre Régional de Pharmacovigilance de Nancy of Division de la pharmacie et des médicaments de
la Direction de la santé
Website: www.guichet.lu/pharmacovigilance
7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
Merck Europe B.V.
Gustav Mahlerplein 102
1082 MA Amsterdam
Nederland
8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN
EU/1/17/1212/001
EU/1/17/1212/002
EU/1/17/1212/003
EU/1/17/1212/004
EU/1/17/1212/005
EU/1/17/1212/006
10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
04/2025
Gedetailleerde informatie over dit geneesmiddel is beschikbaar op de website van het Europees Geneesmiddelenbureau https://www.ema.europa.eu.
PRIJZEN
CNK code | Verpakking | ATC5 code | Prijs | Af-fabriek prijs | Voorschriftplichtig | Remgeld reguliere tegemoetkoming | Remgeld verhoogde tegemoetkoming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
3677804 | MAVENCLAD 10MG COMP 1X10MG | L04AA40 | - | € 1755,5 | Ja | - | - |
3678091 | MAVENCLAD 10MG COMP 4X10MG | L04AA40 | - | € 8504 | Ja | - | - |
3677812 | MAVENCLAD 10MG COMP 6X10MG | L04AA40 | - | € 12756 | Ja | - | - |